Waarom blijven we arm? (Proloog)

De grote ontgoocheling

Maureen Silos is socioloog en onder andere auteur van het boek ‘Onderontwikkeling is een keuze’ (1992). Zij werkt aan een vervolg hierop, met als werktitel: ‘Waarom blijven we arm? Cognitie, emoties en de organisatie van stagnatie in Suriname’. In deze reeks artikelen deelt zij met het publiek de verschillende invalshoeken die zij gebruikt om deze vraag te beantwoorden.

Tekst Maureen Silos

Heel lang geleden, aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw, was ik met vakantie in Suriname. Ik studeerde in die tijd sociologie in Nederland en kwam zo vaak als ik kon terug. Het was verkiezingstijd en ik was met mijn moeder op een massameeting van de Nationale Partij Suriname (NPS), in mijn herinnering ergens op Latour. Henck Arron was aan het woord en hij maakte de mensen die kritiek hadden op zijn beleid belachelijk. Hij zei, in Sranantongo: “Ja, en dan zeggen ze dat we geen water hebben, dat er niet genoeg stroom is, dat onderwijzers taxi moeten rijden om meer geld te hebben voor hun huishouding!” 

Het is de tijd waarin corruptie hoogtij viert, aangedreven door de platina handdruk van Nederland na de onafhankelijkheid. Chaos overal. In Nederland is deze chaos regelmatig op het tv-nieuws te zien en te lezen in de kranten. 

Maar Arron is nog niet klaar. Nadat hij alle klachten van zijn tegenstanders heeft opgesomd, op een manier die suggereert dat ze hallucineren, zegt hij, weer in Sranantongo: “Wel, we hebben geen water en ze kunnen aan me komen ruiken”, terwijl hij een arm boven zijn hoofd brengt en met de andere arm een hand onder zijn oksel houdt en deze regelmatig op en neer beweegt. Het publiek gaat uit zijn dak.

Ik heb geen woorden om mijn verbijstering over wat ik zag en hoorde te beschrijven. Verbijstering over wat Arron smalend vertelde over zijn tegenstanders en verbijstering over de hysterisch blijde reactie van het goed opgekomen publiek. Deze ervaring was het begin van een keerpunt in mijn denken over mezelf, over mijn landgenoten en over de Surinaamse politiek. Ik had geen verklaring voor wat ik op die massameeting had gezien en gehoord. Het was wel duidelijk dat Arron een soort invloed had op de mensen die ik alleen verwachtte bij leiders van een cultus. De aanhangers van de NPS hadden, voor zover ik weet, geen substantie aangeboden gekregen die veranderingen in het bewustzijn veroorzaakt.

De vragen die me vanaf dat moment bezighouden zijn onder andere: ‘Wat is de oorzaak van dit gedrag dat leidt tot de eigen ondergang?’, ‘Hoe komt het dat mensen die in het dagelijks leven geen psychiatrische diagnose verdienen maar juist in meerderheid gewoon naar het werk gaan, hun gezin verzorgen en verder niet negatief opvallen, op zo’n bijeenkomst hun eigen doemtoekomst toejuichen?’, en ‘Waarom hebben mensen leiders nodig?’

Maureen Silos

Het begin van een verklaring

Februari 1980. Groot nieuws in Nederland. Er is een militaire coup aan de gang in Suriname en de regering Arron is afgezet. Ik moest aan de Nederlandse studenten, die met mij in de studentenflat in Rotterdam woonden, uitleggen waarom ik zo blij was. Ik vertelde ze over de economische catastrofe na de onafhankelijkheid die Suriname in een beerput van corruptie en mismanagement had gestort en dat deze coup de corruptelingen had weggejaagd. 

De volgende dag kwam ik André, een vriend en medestudent uit Zaïre, tegen op de universiteit. Ook aan hem vertelde ik het goede nieuws over de militaire overname van de regering in Suriname. Hij luisterde naar me en ik begreep niet waarom zijn gezichtsuitdrukking steeds bezorgder werd. Op een bepaald moment onderbrak hij mijn verhaal en vroeg nogal geïrriteerd, met zijn Frans accent: “Waarom ben je blij? Weet je niet wat militaire regimes doen?” Nee, ik wist het niet. Hij vertelde toen over militaire regimes in Afrika en in zijn eigen land en het was een enorme koude douche op mijn gevoel van opluchting en blijdschap dat de ‘dievenbende van Arron’ was weggejaagd.

Ik ben na André’s opmerkingen, half verward en half verdrietig, naar de bibliotheek gegaan en heb literatuur over militaire regimes opgezocht. Het eerste boek dat ik las is nu een klassieker: ‘The man on horseback: the role of the military in politics’, van Samuel Finer, in 1962 voor het eerst gepubliceerd. Ik schrok me rot. De literatuur die ik las over het fenomeen van militaire coups en militaire regimes, drukte me met de neus op de barbaarse praktijken van deze regimes om de macht van burgerregeringen over te nemen en om aan de macht te blijven. 

Na mijn afstuderen ben ik in maart 1983 teruggekeerd naar Suriname en kreeg een baan bij het ministerie van Onderwijs als hoofd van de afdeling Planning. Ik kwam in de tijd dat de Nederlandse ontwikkelingshulp was gestopt na de Decembermoorden. Suriname moest nu geld gaan zoeken bij andere donoren en kwam terecht bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB), want de projecten moesten doorgaan. Het ministerie van Onderwijs had drie projecten ingediend bij de IDB. Die stuurde een team van vijf specialisten om de ambtenaren te helpen de projectvoorstellen te herschrijven, zodat ze konden voldoen aan de eisen van de bank. Dit was een totaal nieuwe ervaring voor de Surinaamse ambtenaren, die tot dat moment gewend waren om een paar vellen papier te schrijven en miljoenen guldens te ontvangen.

Zinvolle vragen, geen antwoorden

Als hoofd van Planning was ik lid van het team van het ministerie van Onderwijs dat optrad als counterpart van het IDB-team. In een van de vergaderingen op het Planbureau stelden de IDB-deskundigen allerlei, voor mij, zinvolle vragen over het waarom van de projecten, hoe zij voort zouden gaan nadat de IDB-financiering was afgelopen, wat de samenhang was tussen de projecten enzovoort. Het Surinaams team had geen antwoorden. Ze hadden maar wat projecten ingediend omdat er geld binnen moest komen.

Tijdens de pauze van die vergadering, nadat de IDB-deskundigen naar buiten waren gegaan om koffie te halen, zei een van de Surinaamse teamleden in Sranantongo: “Deze mensen zijn vervelend hoor. Ik wenste dat de Hollanders nog hier waren, met hun was het zo gemakkelijk.” 

Ik had in Nederland veel geleerd, gelezen en bediscussieerd over de externe oorzaken van de problemen van de Derde Wereld (zo werden ons soort landen toen nog genoemd), zoals slavernijverleden, kolonialisme, Amerikaans imperialisme en neokolonialisme. Niets daarvan gaf een verklaring voor de houding van deze Surinaamse ambtenaar. Op dat moment stortte mijn intellectuele wereld in elkaar.

Zijn woorden “ik wenste dat de Hollanders nog hier waren, met hun was het gemakkelijk”, dwongen me om een pijnlijke waarheid onder ogen te zien: we doen het zelf. Weg jeugdige naïviteit, ik moest opgroeien en de interne oorzaken van de voortduring van onderontwikkeling recht in de ogen kijken. Ik begon na deze vergadering steeds meer uitingen te zien van gedrag dat actief onderontwikkeling, achterlijkheid en stagnatie in stand houdt. Om mijn geestelijke gezondheid te redden heb ik in 1992 het boek ‘Onderontwikkeling is een keuze’ gepubliceerd. Ik ben nu bezig met het schrijven van een vervolg hierop, met als werktitel: ‘Waarom blijven we arm? Cognitie, emoties en de organisatie van stagnatie in Suriname’. In de komende afleveringen zal ik de verschillende invalshoeken die ik gebruik om deze vraag te beantwoorden met u delen. De volgende aflevering gaat over de relatie tussen onze collectieve psychologie, die onder andere gekenmerkt wordt door een verfijnde vorm van slachtofferschap, en de politieke economie van ons land.-.

1 comments

Geef een reactie op Viv Reactie annuleren