Jrg 16 no 10 januari 2020
door Carla Bakboord
De laatste jaren steekt het nationalisme wereldwijd weer de kop op. Politieke machthebbers roepen hun burgers op om hun politieke tegenhangers, immigranten en allochtonen als de vijand en parasiet te beschouwen. Ik sta er telkens verbaasd van hoe de geschiedenis zich blijft herhalen. En ik vraag me af hoe het komt dat we niet leren uit de fouten van het verleden. Eeuwenlang maken wij steeds weer een onderscheid tussen ‘wij’, de nationalisten, de vaderlandslievenden die zich als superieur gedragen ten opzichte van de ‘ander’; de vijand.
‘Wij’ wordt vaak ingezet om met een oproep tot vaderlandsliefde, nationale eenheid en nationalisme te verheerlijken. Om die nationale eenheid af te bakenen zijn er territoriale grenzen, een eigen staat; een eigen natie die met zijn nationaal leger haar natuurlijke hulpbronnen, middelen en volk moet beschermen tegen zij die niet zouden behoren tot de natie.
Wie wel en wie niet tot die eenheid behoort, wordt bepaald door politieke machthebbers. Zij hebben onder meer de zeggenschap over onderwijs en het gezag over de gewapende machten. Deze kunnen worden ingezet om burgers te manipuleren en te intimideren om in de pas te lopen. Want let wel, het gaat bij die politieke machthebbers altijd om hebzucht voor politieke macht en kapitaal. En daar hebben zij volgzame, adorerende, zwijgzame en angstige burgers voor nodig.
Onderwijs
Gestandaardiseerd massaonderwijs is altijd een zeer goed instrument geweest om kinderen en volwassenen massaal met nationalistische sentimenten te voeden en zelfs te indoctrineren. Gaat u maar eens na hoeveel uren, dagen en jaren wij in de schoolbanken zitten en wat onderwijzers ons wel en niet aanleren.
Onze grootouders weten nog steeds, dat de Rijn bij Lobith ‘ons’ land binnenkomt. De toenmalige kolonisator had via zijn zendelingen daar bewust misbruik van gemaakt. Het Stenografisch verslag van het tweede Koloniaal Onderwijs Congres 1919 Den Haag illustreert: ‘En laat ons, onderwijzers, het onderwijs in Suriname zodanig inrichten, dat al die menschen Nederlanders worden in denken, voelen en spreken.’ Ook hier was het belang volgzame, gehoorzame, kritiekloze burgers te kweken en bij hen het gevoel te creëren dat zij tot die nationale Nederlandse eenheid behoren. Maken onze neokoloniale machthebbers zich daar nu ook niet schuldig aan?
Denkbeeldige gemeenschap
Ik vraag mij al decennia af hoe het komt dat burgers zich zo blindelings kunnen laten (mis)leiden onder het mom van nationalisme en vaderlandsliefde; ‘Ik houd van mijn land. Voor mijn land sterf ik.’ Wie of wat is dan mijn land, vraag ik mij af?
Ik was zeer verrast toen ik in 2005 kennis maakte met het werk van collega-antropoloog Benedict Anderson die een belangrijke visie op het nationalisme heeft ontwikkeld. Hij beschrijft de natie als een imagined community(denkbeeldige gemeenschap), en verwijst hiermee dat mensen die zichzelf definiëren als leden van een natie, hun medeleden nooit allemaal zullen kennen, ontmoeten, of zelfs horen. Echter in hun gedachten leeft het beeld van een gemeenschap omdat zij op grond van een aantal gemeenschappelijke kenmerken zich verbonden voelen.
Ik stel evenals Anderson dat naties ideologische constructies zijn die proberen een band te scheppen tussen een culturele groep; bijvoorbeeld Surinamers die in Suriname wonen, en een staat. Anderson merkt op dat het feit dat mensen bereid zijn te sterven voor hun natie, een indicatie is dat de natie een buitengewone kracht heeft.
Echter, in de praktijk zie ik dat de natie eerder wordt ingezet als een politiek uitbuitingssysteem door mensen die politieke macht en bezit willen verwerven. Iedereen die zich verzet tegen dit politiek uitbuitingssysteem wordt niet alleen uitgemaakt voor vijand maar ook voor futuboi van de door hen geselecteerde buitenlandse machthebbers die uit zijn op onze natuurlijke hulpbronnen. Deze burgers behoren dan plots niet meer tot die nationale eenheid en worden dan beschouwd als een gevaar voor de natie en dus de nationale veiligheid. Maar in werkelijkheid zijn politieke machthebbers bang dat de ander het volk juist de ogen opent. Want, dan komt hun macht en kapitaal in gevaar. En doen ons geloven dat de natie in het geding is. Maar, wie of wat is dan de natie? Zo zadelen politieke machthebbers het volk al eeuwenlang op met dit vals bewustzijn. De gemeenschapsband waar Anderson het over heeft, leeft in onze verbeelding die wij met de paplepel via onder meer het gestandaardiseerd massaonderwijs meekrijgen. In werkelijkheid bestaat die gemeenschapsband niet. U die in Paramaribo woont, kent wellicht niet eens de mensen van Wanica, Bigi Poika of Nickerie of zal hen nooit tegenkomen en andersom. Ik hoef niet eens zo ver te gaan. Zelfs de mensen die een paar straten verderop wonen kent u misschien niet eens. En toch laat het idee van het nationalisme u geloven dat wij allen een verbonden gemeenschap zijn waarvoor meer dan vijfhonderdduizend burgers bereid zouden zijn te sterven.
Verschil
Als we inderdaad zo een sterke verbondenheid en liefde voelen voor ons land en onze burgers, waarom vinden er dan zoveel roofovervallen plaats? Hoe komt het dat er dagelijks slachtoffers zijn van huiselijk geweld en moord? Waarom leven er nog steeds mensen onder de armoedegrens? Hoe komt het dat de mensenrechten van vrouwen, kinderen, mensen die leven met hiv, mensen met een beperking, ongehuwden, de LGBT-gemeenschap, mensen die leven in het binnenland, de kusstrook en nog velen anderen dagelijks geschonden worden? Hoezo, we zijn een nationale eenheid en houden van ons land en onze burgers?
Straks met de verkiezingen zullen nieuwe, jonge, kritische politici het verschil moeten maken. Nationalistische sentimenten zullen ons volk alleen nog meer verdelen. Een ideologie van gelijke mensenrechten voor iedereen brengt ons dichterbij de liefde voor en verbondenheid met elkaar. Die weg moeten nieuwe politici op gaan. Dan pas zullen wij samen economisch, politiek en cultureel groeien.
Op weg naar 25 mei zullen welvaart en welzijn vanuit het principe van mensenrechten, de nieuwe slogan moeten zijn. Politici en hun aanhangers moeten hun neokoloniaal juk, dat gestoeld is op het nationalisme van verdeel-en-heers politiek en hebzucht, van zich afschudden en een inclusief politiek beleid voeren, waarbij niemand wordt achtergelaten.