Jrg 14 no 7 oktober 2017
Henna Guicherit
Toen mijn vingers langs de naar sekse uitgesplitste tabellen van ons tertiair onderwijs gleden, om uiteindelijk stil te staan bij de totalen, kon ik een diepe zucht niet onderdrukken. Ik had het Statistisch Jaarboek 2015/2016 van het Algemeen Bureau voor de Statistiek net gekocht en zat te popelen om het door te nemen. De verhouding tussen het aantal ingeschreven – en afgestudeerde vrouwen en mannen in ons hoger onderwijs is heel scheef. Waarom moet jij je daarover druk maken, vroeg een collega toen ik haar confronteerde met mijn bevindingen. Als genderspecialist die al jaren pleit voor gendergelijkheid baart niet alleen de achterstand van vrouwen mij zorgen maar ook die van mannen, antwoordde ik.
Daar waar vrouwen traditioneel een opvallende achterstand hebben in posities van beleid – en besluitvorming, hebben mannen een grote achterstand in de huishoudelijke arbeid en zorg voor de kinderen. Maar ook op het gebied van educatie. Dit is alles behalve een Surinaams fenomeen. In veel landen vormen vrouwen tegenwoordig de meerderheid in studentenpopulaties. Het aantal inschrijvingen van vrouwen in het hoger onderwijs is in de afgelopen decennia tweemaal harder gegroeid dan dat van mannen. Dit als resultaat van een proces waarbij vrouwen gedreven zijn om, onder andere door middel van onderwijs, hun ondergeschikte positie te overkomen.
Vervrouwelijking
Op de Faculteit Technische Wetenschappen van de Anton de Kom universiteit van Suriname zijn er in het studiejaar 2015/2016 van de negen studierichtingen slechts drie (Electrotechniek, Werktuigbouwkunde en Master Petroleum Geologie) waar het aantal mannelijke – het aantal vrouwelijke studenten overschrijdt. Bij de Faculteit der Maatschappij Wetenschappen vormen vrouwelijke studenten in hetzelfde studiejaar bij alle (elf) studierichtingen de meerderheid. Bij sommige richtingen zoals Economie en Rechten zijn er ruim tweemaal meer vrouwelijke – dan mannelijke studenten; respectievelijk 322 en 399 vrouwen om 150 en 190 mannen. Bij de Agogische Wetenschappen en Onderwijskunde is de verhouding zelfs dramatisch scheef; 168 vrouwen om 11 mannen. Een indicatie dat het proces van feminisering van ons onderwijs zich zeker zal voortzetten. Deze overtuiging wordt nogmaals versterkt door de aantallen ingeschreven studenten van het Instituut voor de Opleiding van Leraren. In het studiejaar 2015/2016 waren er op dit instituut 2.042 vrouwelijke en 392 mannelijke studenten. Ook op de Faculteit der Medische Wetenschappen zijn er minder mannen dan vrouwen; 166 om 301. Op de Faculteit der Wis – en Natuurkundige Wetenschappen (12 mannen en 26 vrouwen) en op de Faculteit der Humaniora (1.227 mannen en 2.462 vrouwen) is het beeld niet anders. Alleen het Polytechnisch College telt ruim twee maal meer mannelijke dan vrouwelijke studenten. Toch is hier wel sprake van een lichte stijging van het percentage vrouwen. Logisch dat deze verhoudingen zich weerspiegelen in het aantal afgestudeerden van deze opleidingen met als gevolg dat een aantal sectoren en beroepsgroepen hard op weg zijn te vervrouwelijken indien vrouwen deze arbeidsplaatsen bezetten. Helaas blijken vele mannen posities te bekleden waarvoor zij niet de vereiste hogere opleiding, zoals vrouwen, hebben genoten. Dit heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de sectoren/bedrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn als zij de vereiste kennis missen.
Vragen
Wat zijn de gevolgen van deze ommekeer? Zal deze voorsprong van vrouwen leiden tot opheffing van hun ondergeschikte positie en hen meer toegang geven tot machtsposities? Zal dit ook een ommekeer betekenen in wat als mannelijk en vrouwelijk wordt beschouwd? Zal er bij vervrouwelijking sprake zijn van dezelfde waardering als toen overwegend mannen de dienst uitmaakten? Of zal het evenals in de sector onderwijs leiden tot mindere waardering? Wat moet er nog gebeuren om de traditionele en diepgewortelde opvattingen over de ongelijke waardering van mannen en vrouwen te doorbreken? Wat moeten we doen om mannen te stimuleren hoger onderwijs te volgen? We worden regelmatig geconfronteerd met complexe vraagstukken in het gezin, het bedrijfsleven, de overheid en de politiek. Vraagstukken die ook theoretische kennis en inzicht vereisen. De samenleving heeft er dus alle baat bij dat ook mannen hoger onderwijs volgen vooral omdat zij vanwege die genderongelijkheid in meerdere mate als vrouwen op leidinggevende posities komen. En daar is ook wetenschappelijke scholing voor nodig. Hierin hebben mannen een achterstand die zij moeten inhalen.
Duidelijk is het dat ons onderwijs toegankelijker is geworden. De scheve verhouding tussen de aantallen mannelijke en vrouwelijke studenten in ons hoger onderwijs hebben volgens mij niet te maken met ongelijke kansen en ongelijke toegang tot onderwijs. Waarom maken mannen dan in mindere mate gebruik van dit aanbod? Dit vereist een gedegen gender analytisch onderzoek. We kunnen ons afvragen als de achterstand te maken heeft met de ondervertegenwoordiging van mannelijke leerkrachten? Of met ons middeleeuws onderwijs? Worden meisjes voorgetrokken? Zijn jongens het slachtoffer van vooropgezette ideeën over hen? Worden jongens anders opgevoed als meisjes waardoor zij zich niet gestimuleerd voelen zich verder te scholen? Zijn jongens meer gericht op avontuur en geld? Kijken jongens op naar mannelijke voorbeeldfiguren die het in de samenleving en politiek hebben gemaakt zonder hoger onderwijs. Ervaren vrouwen dat zij tweemaal zo hard moeten werken om leidinggevende posities te bekleden?
In landen waar vrouwen de meerderheid onder intellectuelen vormen, stuiten zij op hun weg naar de top nog altijd op een ‘glazen plafond’ en een lagere salariëring. Ik ben er van overtuigd dat dit plafond langzaam maar zeker in scherven zal vallen. Zo is Claudia Marica – Redan, begin juli tot algemeen directeur van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo benoemd waar ook de medisch – en verpleegkundig directeur vrouwen zijn. Het heeft wel veel voeten in de aarde gehad. Hoewel zij een staat van dienst van 20 jaar heeft in dit ziekenhuis, zes jaar financieel directeur was en belast met de waarneming van de functie van algemeen directeur, had men toch een gepensioneerde mannelijke manager op het oog die zijn sporen in een heel andere sector heeft verdiend.