Jrg 14 no 2 mei 2017
Henna Guicherit
‘Jij krijgt van mij alleen toestemming om te trouwen als je een notariële akte laat opstellen. Jij trouwt absoluut niet in gemeenschap van goederen.’ Aldus mijn vader zijn prompte reactie toen ik hem sprak over mijn trouwplannen. Hij hoefde er geen seconde over na te denken. Hij was zich immers terdege van bewust dat ik een volwassen ongehuwde vrouw was in wiens educatie hij veel investeerde. En dat ik door in het huwelijk te treden zou degraderen tot een handelingsonbekwame vrouw. En weer gaan behoren tot de categorie onvolwassene. Ik zou volgens de wettelijke regeling van toen niet meer bekwaam worden geacht om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten. Dus was zijn terechte eis dat er bij een bevriende notaris een akte werd opgemaakt van huwelijkse voorwaarden. Anders zou ik automatisch in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Dan zou alles wat ik heb en nog zou krijgen gemeenschappelijk bezit zijn. Op zich geen probleem, was het niet zo dat in het huwelijk de vrouw als ondergeschikt aan de man werd beschouwd. En mijn handelingsonbekwame status zou ertoe kunnen leiden dat ik geen zeggenschap meer zou hebben over wat ik bezit en verkrijg. Zonder mijn medeweten zou de andere helft tot verkoop of verpanding kunnen overgaan. Om kracht bij zijn eis te zetten kwam hij met een scala aan voorbeelden uit de praktijk. Zo had een goede vriend van hem voor zijn dochter een huis gekocht. De man met wie zij getrouwd was heeft het op een goede dag, zonder haar medeweten, verkocht en zich de opbrengst eigen gemaakt. Mocht ik iets van mijn ouders erven dan zou als gevolg van de gemeenschap van goederen mijn partner niet alleen mede-eigenaar worden maar, hij zou op eigen gezag kunnen doen en laten met dit bezit dat hem in de schoot is geworpen. Mocht hij schulden hebben dan zouden die ook wel mijn schulden zijn.
Wat het betekende handelingsonbekwaam te zijn heb ik jarenlang meegemaakt bij het doen van zaken. Men ging er immers a priori van uit dat iedere gehuwde vrouw in gemeenschap van goederen is getrouwd. Dus bij het openen van iedere bankrekening ontspon zich een hele discussie. Ook als het een bankrekening betrof van een NGO waar ik bestuursverantwoordelijkheid voor droeg. Met de nodige overtuigingskracht stelde ik dan dat ik een volwassen vrouw ben, een eigen inkomen heb en bestuursverantwoordelijkheid draag. En dat het, op zijn zachtst gezegd, wel heel erg belachelijk en onzinnig is dat mijn partner, die niets met die NGO te maken heeft, moet komen tekenen voor het openen van deze bankrekening. Na lang gehaal en getrek liet ik dan uiteindelijk het duiveltje uit de doos; ‘ik ben niet in gemeenschap van goederen getrouwd maar onder huwelijkse voorwaarden.’ Dan viel er een doodse stilte. De verbouwereerde bankklerk vergat dan steevast naar mijn notariële akte te vragen.
Handelingsbekwaam?
De afgelopen weken kwam het bovenstaande weer in mijn gedachten toen verontrustende geluiden mij bereikten van gehuwde vrouwen. En wel 36 jaar na de instelling van het bevochten Decreet C-11 van 1981, betreffende opheffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw en aanpassing van het huwelijksgoederenrecht. Het kan het toch niet zo zijn dat gehuwde vrouwen door instanties nog steeds gelijk gesteld worden met onvolwassene en geesteszieke; kinderen en onder curatele gestelde. Die worden immers beschouwd handelingsonbekwaam te zijn.
Saskia
Saskia, een gehuwde vrouw, gaat naar de bank om een spaarrekening te openen voor haar kind. Dit blijkt niet mogelijk te zijn. Zij deelt verontwaardigd haar ervaring op Facebook. En dan volgen de reacties;
‘Ik schaam me er een beetje voor dat ik dit niet wist: dat moeders geen rekening voor hun kind kunnen openen, als er een vader in de buurt is.’
‘Ik zou het ook eerlijk vinden als papa én mama moesten tekenen. Maar het probleem is dat papa MOET tekenen en mama NIET MAG tekenen.’
‘Van zelfstandige vrouw naar “kind” van mijn man!!!’
‘Troost je, ik ben advocaat en ik kwam er ook pas achter toen ik zelf die dukurekening wilde openen voor mijn zoon. Ik ken die bepaling maar had er nooit bij stilgestaan dat het in de praktijk zou betekenen dat ik geen rekening voor mijn zoon kan openen.’
Wat blijkt, artikel 353 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek stelt: de vader alleen oefent de ouderlijke macht uit. Het praktisch gevolg daarvan is dat bij het openen van een spaarrekening voor een kind, de moeder de medewerking van de vader nodig heeft, terwijl hij dat wel alleen, zonder haar, mag beslissen. In de praktijk verleent een aantal banken medewerking en staat de moeder toe alleen zo een rekening te openen.
Rinette
Een gehuwde vrouw heeft het voogdijschap verkregen over een kind dat bij geboorte vanwege een aandoening niet door de biologische ouders kon worden verzorgd. Ik neem aan dat haar man hiervoor indertijd zijn toestemming heeft moeten geven. Want in Artikel 383a van het Surinaams Burgerlijk Wetboek (SBW) staat: “In geval een gehuwde vrouw de voogdij over het kind van haar zus op zich wil nemen, heeft zij de toestemming van de man nodig, terwijl hij dit voor zichzelf alleen mag beslissen.” Mochten nu zij en haar partner besluiten tot adoptie van hun pleegkind over te gaan dan verandert haar zeggenschap over het kind. Zij die al die jaren als wettelijke voogd de intensieve zorg op zich heeft genomen, heeft zodra de adoptie een feit is geen bevoegdheid meer besluiten over het kind te nemen. Die bevoegdheid is vanaf dat moment bij haar man. SBW art 34 stelt immers ‘de vader alleen oefent de ouderlijke macht uit’.