Hulde aan onze dyadya sisa die vrouwengeschiedenis hebben geschreven; ‘herstory’

Jrg 17 no 12 maart 2021
door Henna Guicherit

Honderdtien jaar geleden is ‘8 maart Internationale Dag van de Vrouw’ in het leven geroepen. De periode van circa 1850 tot 1940 staat in de vrouwengeschiedenis bekend als de ‘eerste feministische golf’. Deze golf werd gekenmerkt door het streven naar wettelijke gelijke rechten voor vrouwen. Het accent lag op het recht op scholing en het recht op betaalde arbeid. Later verschoof dit naar politieke rechten met als speerpunt de strijd om het vrouwenkiesrecht. 

Jaarlijks memoreren wij van Women’s Rights Centre (WRC) op 8 maart de strijd die al eeuwenlang gevoerd wordt tegen de discriminatie van vrouwen en voor de erkenning en naleving van de mensenrechten van alle vrouwen. Wij buigen ons dan niet alleen over onze verworvenheden maar blikken vooruit en gaan ook na hoe de niet ophoudende aanvallen van machotegenkrachten af te weren. Dit jaar duiken wij ook vluchtig in de historie van de vrouwenstrijd die een eeuw geleden de drijfveer was tot de instelling van de Internationale Dag van de Vrouw. Wij staan daarbij stil bij enkele markante strijders en feministen van het eerste uur. Immers, wij treden in de voetsporen van alle dyadya sisa die ons zijn voorgegaan. Zij mogen niet in de vergetelheid raken. Sommige genieten bekendheid zoals Jeane Sophie Everdine Redmond (1907 – 1955) en Grace Ruth Schneiders – Howard (1869-1968). Anderen daarentegen zijn onbekend en in het ergste geval anoniem gebleven want zij zijn niet opgetekend in de ‘his’torische bronnen geschreven vanuit de optiek van mannelijke bestuurders.

Het siert ons ook deze sisa telkens op 8 maart postuum te eren voor het fundament dat zij hebben gelegd waarop wij nu verder bouwen in onze strijd voor gendergelijkheid en gendergelijkwaardigheid. 

Dyadya vrouwen

Op 8 maart gedenken wij Ma Pansa, een legendarische marronvrouw. In het midden van de achttiende eeuw ontvluchtte zij met haar geliefde Adjako de slavernij. In haar dikke vlechten had ze rijstzaden verstopt, zodat ze die kon planten aan de Boven Suriname waar zij zich aansloot bij de Saramakaners.

Wij gedenken Janey Tetary, een contractarbeider uit India die in 1880 aankwam op plantage Zorg en Hoop in district Commewijne. Vanaf haar aankomst verzette zij zich tegen de leef- en werkomstandigheden. Op 24 september 1884 leidde zij hier de opstand van collega contractarbeiders die haar uiteindelijk fataal werd. Twee dagen later werd zij lafhartig neergeschoten.

Wij staan ook stil bij de bijdrage van Elisabeth Johanna Temmes (1880 – na 1959), ook wel Moesje, Sasa of Sara genoemd. Zij had als beroep rondventer en woonde aan de Steenbakkersgracht. Deze bijzondere dyadya vrouw is niet terug te vinden in ‘his’story. Toch gaat zij onze geschiedenis in als die onbetwiste strijder voor vrouwen en vakbondsrechten. Zij was de eerste voorzitter van de in 1937 opgerichte Surinaamse Sociaal Democratische Vrouwenbond (SSDV) aan wie Grace Ruth Schneiders – Howard haar lidmaatschap van de Staten van Suriname mede te danken had. De SSDV werd in 1941 opgenomen in de Moederbond. In 1959 zou de toenmalige voorzitter van de Moederbond, Johan Adolf Pengel, Sasa Temmes huldigen tijdens een massameeting in theater Bellevue. 

De grootste overwinning in de ontwikkeling van het vrouwenkiesrecht in Suriname – het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen – welke in 1948 bij Landsverordening werd ingevoerd, hebben wij vooral te danken aan de strijd die in de Tweede Kamer in Nederland is gevoerd door het PvdA-Tweede Kamerlid Nancy Sophia Cornelie (Corrie) Tendeloo (1897 – 1956). Zij diende een voorstel in om het woord ‘mannelijk’ uit de Staatsregeling van Suriname te schrappen. Tendeloo, juriste en politica, werd geboren in Tebing Tinggi, Sumatra, Nederlands-lndië en verhuisde op jonge leeftijd naar Nederland. Zij verdient als strijder voor het vrouwenkiesrecht in Suriname een prominente plaats in onze vrouwengeschiedenis.

Marie Le Fèvre (1896 – 1970), onderwijzeres, is de eerste vrouw die in de koloniale tijd (1932) is voorgedragen verkozen te worden in de Koloniale Staten in een tijd waarin politieke functies het alleenrecht waren van de mannelijke sekse. Dit voorrecht werd nu met de voordracht van Le Fèvre voor vrouwen opgeëist. Het Kiesreglement van 1865 verbood het vrouwenkiesrecht niet. Maar, het stond het ook niet nadrukkelijk toe. Alleen de gegoede mannen hadden kiesrecht; census – en capaciteitskiesrecht. Dat onderwijzeres Le Fèvre een positie ambieerde in de volksvertegenwoordiging getuigt van dapperheid. Immers, vrouwen waren in die tijd in Suriname in de politiek volstrekt onzichtbaar. 

Het was Julius Caesar de Miranda, (1906 – 1956) jurist en politicus, die zich heeft opgeworpen als pleitbezorger voor de kandidatuur van Le Fèvre. Ik denk dat de uitkomst van de eerste feministische golf in Nederland en zijn studie Rechten hem bewust hebben gemaakt van het vrouwenkiesrecht. En dat dit recht volgens het Concordantie beginsel vrouwen in Suriname ook zou moeten toekomen. Zijn voordracht voor haar deelname aan de tussentijdse verkiezingen van 1932 werd, ook in hoger beroep, op 10 februari 1933 afgewezen ondanks zijn beroep op het Concordantie beginsel.

In de eerste helft van de vorige eeuw zetten verschillende vrouwen en vrouwenorganisaties zich in ons land in voor de emancipatie van vrouwen. In het bijzonder voor hun juridische positie, persoonlijke ontwikkeling en hun maatschappelijke deelname. Eén van die vrouwenorganisaties was het Damescomité. Dit comité bestond uit onder andere leden van de Stichting voor Liefdadigheidsdoeleinden. Doel van het Damescomité was, zoals Tine Putscher, één van de initiatiefneemsters, verwoordde op 27 februari 1949: “om alleen de rol van de vrouw te bespreken in verband met haar taak in de toekomst”. Met de taak werd bedoeld de bestuurstaak die vrouwen met de instelling van het algemeen kiesrecht vanaf nu ook op zich moeten nemen. 

Op 26 februari 1946 werd op de eerste vergadering van het Damescomité, de wens uitgesproken een vrouwenblad uit te geven. Jaargang 1 nummer 1 van het Eerste Surinaamse Maandblad voor de Vrouw verscheen in november 1949 een half jaar na de eerste algemene verkiezingen van 30 mei 1949. Aan dit maandblad hebben onder andere Sophie Redmond, Nola Hatterman en Corry Tendeloo hun medewerking verleend. 

Geef een reactie