Genderoptiek Jrg 13 no 7 oktober 2016
Door Carla Bakboord
Tijdens een bijeenkomst over seksuele diversiteit in Nederland ontmoette ik ex-CDA-politicus Johanna Soemintra Rambaran. Tijdens ons gesprek vertelde zij mij hoe zij en haar vader, Johannes Rambaran, zoveel liefde hadden voor Hindi gospel. Ik had helaas nog nooit een Hindi gospel lied beluisterd en wist eigenlijk ook weinig af van de historie daarvan in Suriname. Dus vroeg ik Johanna hoe zij en haar vader hiermee in aanraking zijn gekomen. Johanna groeide op in Nederland, India en Suriname. Na haar studie in Maastricht, kwam ze in de jaren 90 te werken bij een organisatie die de aidsvoorlichting aan Surinamers vorm moest geven. Samen met de Surinaamse filmmaker André Reeder werkte ze in 1995 aan de eerste film over Surinamers met hiv en aids: ‘Aan Niets Overleden’. Ze legde zich ook toe op het maken van Hindi gospel videoclips. Johanna Rambaran blijft maatschappelijk betrokken en helpt een stichting met het uitbrengen van een boek over seksuele diversiteit. Dit boek verschijnt in november.
Sukh Dhaam
Johanna Rambaran: ‘Begin september 2016 vond in Zeist, Nederland de viering plaats van het 100-jarig bestaan van het Kinderhuis Sukh Dhaam. Op 23 oktober 2016 zal dit Kinderhuis haar 100-jarig jubileumfeest in Suriname vieren. Het doel is financiën bij elkaar te krijgen om het tehuis van zonnepanelen te voorzien. Het is honderd jaar geleden dat Peter Martin Legêne – geboren in 1885 in Bromme, Denemarken en overleden in 1954 in Zeist – het kinderhuis Sukh Dhaam (Plaats van Geluk) stichtte op Alkmaar in district Commewijne. Peter Legêne studeerde theologie, waarna hij naar India vertrok om zich te bekwamen in Hindi en Urdu. In Amsterdam leerde hij Nederlands, trouwde en vertrok in 1914 naar Suriname voor het zendingswerk onder Brits-Indische immigranten. Hij hield zich ook bezig met het vertalen en dichten van christelijke liederen in het Hindi. Later bekend als Hindi gospel. Bovendien trok hij zich het lot aan van kinderen van de Brits-Indische contractarbeiders, die in Suriname te werk waren gesteld. Hun levensomstandigheden en zware arbeid werden door Mahatma Gandhi aan de kaak gesteld. Honderden Hindostaanse kinderen zijn opgegroeid in Kinderhuis Sukh Dhaam. Het tehuis is 80 jaar geleid door Denen die uitgezonden werden door de Luthersk Mission. In 1996 kwam er een einde aan deze missie.
Van Hindoe tot Christen
Elke middag hoorde mijn opa Daniël Rambaran een man die dagelijks langskwam, liederen zingen over vergeving, liefde en over een voor hem onbekende god. De teksten raakten hem zo diep, dat hij de man uitnodigde om er meer over te vertellen. Vele middagen brachten ze samen door. Mijn opa stelde honderd-en-één vragen waarop hij geduldig antwoord kreeg. De boodschap was aangekomen en opa besloot om het christelijk geloof aan te nemen. Die beslissing bracht een hele scheuring in de familie. Daniël Rambaran kwam uit een Hindoe gezin. Hij was één van de Brits Indische immigranten, die in 1912 op driejarige leeftijd met zijn moeder en broer voet aan wal zette in Suriname. Hij was het tweede kind en groeide op in Nickerie, op de plantage Waterloo. Hij trouwde met Parbati en vestigde zich met haar in de Corantijnpolder. Rambaran’s moeder was zo boos over zijn beslissing om christen te worden dat ze hem het huis uitgooide en zijn vrouw Parbati en kinderen verbood met hem om te gaan. De hele Hindostaanse gemeenschap in de polder sprak er schande van. Hij sliep buiten. Maar stiekem bracht zijn oudste dochter hem toch eten. Zijn vasthoudendheid in het geloof maakte dat hij zich liet dopen. Daarbij kreeg hij de doopnaam Daniël. Zijn overtuigingskracht bracht de vastberadenheid van zijn moeder en vrouw tot wankelen en geleidelijk aan namen zijn vrouw en kinderen het christelijk geloof ook aan. Rambaran was op een bijzondere manier verbonden met Sukh Dhaam. Hij nam een jongen, Noer, uit het kinderhuis en liet deze door zijn kinderloze broer opvoeden. Een aantal kinderen van mijn grootvader vond hun partner in Sukh Dhaam. Zo ook zijn oudste zoon.
Evangelie zingen in eigen taal
De oudste zoon van Daniël en Parbati, mijn vader Johannes volgde de onderwijzersopleiding in Paramaribo waar hij in het Soendar Singh Internaat woonde. Daar kwam hij zijn vrouw Soemintra tegen, een meisje uit het kinderhuis Sukh Dhaam. Hij werd op slag verliefd en trouwde met haar. Tijdens zijn werk als onderwijzer, voelde Johannes Rambaran zich geroepen om het evangelie te verkondigen. Na veel vijven en zessen werd hij met zijn gezin – er was inmiddels een dochter geboren – naar Nederland gestuurd om de theologie opleiding te volgen. Het gezin woonde in Zeist bij het bolwerk van de Evangelische Broedergemeente. Johannes Rambaran studeerde samen met veel bekende predikanten uit de EBG, zoals Mingoen, Zeefuik en Hessen. Het Zeister Zendings Genootschap zond hem uit naar India om de talen Urdu en Hindi te studeren, en te leren hoe het evangelie op een Hindostaanse wijze met in achtneming van de cultuur gebracht kon worden. Met zijn gezin – twee dochters inmiddels – vertrok hij met de boot vanuit Marseille naar India. Tijdens zijn opleiding aan de Leonard Theological College in Jabalpur, India verzamelde hij Indiase christelijke liederen. Na het afronden van zijn studie in India, vertrok hij via een stop van drie maanden in Zeist, terug naar Suriname. Daar werd hij in 1969 als eerste Hindostaanse predikant van de EBG geordend in de Grote Stadskerk. De meegebrachte liederen uit India werden opgenomen in het Hindostaanse liedboek van de EBGS. Deze liederen worden nu nog steeds gebruikt. Het is zo bijzonder dat je het evangelie kan zingen in je eigen taal. Het geeft je zo een diep gevoel in je hart. Het spreekt tot je op een manier die heel emotioneel is. Een andere taal, kan jouw gevoelige snaar niet raken. Ik vergelijk het met een Bollywood film waarbij de liederen in het Hindi worden gezongen en de Hindostaan dieper raakt. Zo doet Hindi gospel dat ook”.